Waar komen de Hoyng’s oorspronkelijk vandaan? De geschiedenis leert dat de oorsprong van deze familie vanuit de plaats Lohne in Duitsland komt. Het plaatsje Lohne ligt enige kilometers ten zuiden van het stadje Vechta aan de autosnelweg Osnabrück – Bremen (Dld.). De naam Hoyng (Heuing, Hoink) wordt voor het eerst vermeld in 1579 wanneer een zekere Jürgen Heuink koster te Lohne is. Hij wordt ontslagen in 1618 na het wederom invoeren van het R.K. geloof. In 1703 worden 5 gezinnen Heuing/Hoink vermeld in de kerkboeken van Lohne. Hier kan de draad, wat ons betreft, worden opgenomen. Opgemerkt zij dat de aantallen kinderen tot ca. 1800 in de diverse bronnen verschillend zijn. Doordat bijv. Pagenstert alleen die kinderen in zijn overzichten opnam die voor zijn doel noodzakelijk waren, verschillen zij in aantal van die welke D.A. Hoying in de kerkboeken vond. Vele kinderen stierven in de 16e, 17e en 18e eeuw op zeer jonge leeftijd.
(Johann) Heinrich Heuing, koopman (Höcker) te Lohne, geb. 1646, huwde Natalia Landwehr. Een zoon werd geboren in 1684, Johann Heinrich. Deze werd eveneens koopman te Lohne, huwde in 1708 Helena Küstermeyer. Uit dit huwelijk sproten negen kinderen voort. Eén zoon werd pastoor, een andere was wederom een Johann Heinrich, geboren in 1721. Deze Johann Heinrich huwde in 1747 met Maria Magdalena Werneke-Krimpenfort, de vermoedelijk enige dochter van Johan Werneke Zeller (eigenaar) van de Hof Werneke-Krimpenfort. In die tijd bestonden er twee Höfe Krimpenfort in de noordoost hoek van Lohne, gelegen aan de verbindingsweg Osnabrück-Vechta-Bremen. De herkomst van de naam Krimpenfort is niet geheel duidelijk. Enerzijds duidt Krimpenfort op een doorwaadbare plaats in een destijds ter plaatse aanwezig moeras, anderzijds bestaat de lezing dat er ooit één Hof Krimpenfort geweest is die al in vroegere tijden is gesplitst. Hoe het ook zij, al in de 16e eeuw was er al sprake van twee hofsteden, Werneke - Krimpenfort en Bartels-Krimpenfort. Hoewel Johann Heinrich het boerenbedrijf nooit zelf heeft uitgeoefend, hij verpachtte de Hof, wordt de Hof voortaan wel Hoyng-Krimpenfort genoemd. Johann Heinrich zelf bleef koopman te Lohne.
Twee kinderen zijn van belang:
Theodor Josef – 1762, die van 1787 – 1821 pastoor te Gross - Reeken Westfalen was.
Bernard Heinrich – 1766 - 1835
Deze laatste was ook weer koopman te Lohne en nu dus tevens “Zeller” van de Hof. Hij huwde in 1786 Nicolina Dominica Stukenborg uit Oythe. De Hof bleef verpacht. Uit dit huwelijk werden 10 kinderen geboren, o.a. een dochter en drie zoons:
Bernard Heinrich 16-07-1791. Hij was dierenarts te Vechta en werd in 1830 tot Burgemeester gekozen, een ambt dat hij tot 1863 (het jaar van zijn dood 16-01-1863) zou uitoefenen.
Maria Rebecca 1795.
Carl Heinrich 1802. Hoe de eigendomsverhoudingen lagen is thans niet bekend, zeker is dat deze Carl Heinrich begonnen is op de Hof het bedrijf zelf uit te oefenen.
Gottfried Anton 1805.
De zevenjarige oorlog (1756 – 1763) en de ook daarna voortdurende trek van soldatengroepen had tot gevolg dat de Hof, die door zijn ligging aan de hoofdverbindingsweg Osnabrück – Bremen veel had geleden en in 1805 failliet ging. Aangezien tijdens de Franse bezetting de “vaterländische Sitten und Gewohnkeiten” niet golden werden acht grote stukken land verkocht aan andere boeren. In 1824 werd die verkoop door de rechter bevestigd. Bleef dus na 1805 alleen de romp van de Hof over, die eveneens verpacht bleef.
De economische verhoudingen waren in de eerste helft van de 19e eeuw, en ook nog daarna, zeker in de streek waarover het hier gaat, bijzonder slecht. Ook diende zich een betere medische verzorging aan, waardoor de kindersterfte sterk afnam. De hierdoor dreigende bevolkingsgroei veroorzaakte ook uit Oldenburg een grote emigratie, voornamelijk naar de Verenigde Staten, maar ook naar Nederland. De laatstgenoemde Gottfried Anton vertrok dan ook in 1833 naar Amerika, waar hij een stuk land kocht in de buurt van Minster (Ohio). De zaken op de Hof in Lohne gingen blijkbaar niet zo best, zodat in 1834 Carl Heinrich zijn broer, de burgemeester, hierover de beschikking gaf. Ten laatste werd de vermelde rest van de Hof in 1852 aan Max Freiherr von Böselager verkocht, die hem in 1871 aan Uptmoor en Janssen verkocht. De familie Janssen oefent thans nog het bedrijf op de Hof uit. Carl Heinrich zelf vertrok in 1834 met vrouw en kind naar Amerika, samen met zijn zuster Maria Rebecca en haar man, Hermann Heinrich Gudenkauf. Zij voegden zich bij hun broer Gottfried te Minster. Als enige Hoyng van deze tak bleef over in Vechta, Grosse Strasse 7 (thans no. 63) de burgemeester, Bernard Heinrich. Vechta had in die tijd ongeveer 2500 inwoners. Het niveau van het beroep dierenarts is de eerste helft van de 19e eeuw is onduidelijk. Belangrijk was in die tijd de dierenarts zeker. Er bestonden in die tijd bijvoorbeeld wèl verzekeringen voor dieren, niet voor mensen. Bernard huwde in 1823 Maria Catharina Gertrud Jungfermann (03-05-1802 - 17-02-1843). Zij kregen 12 kinderen, waarvan er 5 zeer jong stierven. Volwassen werden 3 meisjes en 3 jongens:
Clara Antoinette Carolina – 1825. Zij huwde in 1853 met Gottfried W.J. Niermann.
Clemens August (06-03-1831 - 18-09-1874). Deze Clemens August deed in 1852 eindexamen in Vechta, studeerde in 1853 rechten in München, later in Heidelberg. Hij emigreerde in de 60er jaren naar Amerika, diende als vrijwilliger in het laatste jaar van de burgeroorlog (1864 – 1865) bij het 181 Reg’t Ohio Infantry. Ook hij vestigde zich in Minster.
Franz Ferdinand – 1832. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is hij ook naar de V.S. geëmigreerd. Nadere gegevens ontbreken.
Bertha Friederieke Maria – 1834. Huwde in 1857 met Bernard Damman, arts te Bad Schwartau.
Carl Arnold – 1837. Vertrok in 1852 naar Nederland.
Johanna Margaretha Dominica – 1839. Huwde in 1862 met Clemens A.H. Niemöller.
Na het overlijden van Bernard Heinrich op 06-01-1863 bevinden zich dan geen mannelijke Hoyngs meer in Duitsland, welke afstammen van de in aanvang genoemde Johann Heinrich Heuing (Hoyng) geb. 1646. De op dit moment in Duitsland levende Hoyngs (o.a. een Oberstudienrat in Bremen) stammen vermoedelijk allen af van een familie “Hoyng auf dem Keet” te Lohne, die volgens Pagenstert terug te vinden is tot 1778 en waarmee geen directe familierelatie aan te tonen is.